Arno Willems is GZ-psycholoog en wetenschappelijk adviseur binnen Koraal. In 2016 promoveerde hij op het thema interactie bij cliënten met probleemgedrag. In deze blog lees je een interview met Arno over het ondersteunen van teams bij het omgaan met uitdagend gedrag van cliënten met een verstandelijke beperking.
De term probleemgedrag impliceert naar mijn mening dat je de cliënt als schuldige van het gedrag aanwijst. Je legt het probleem als het ware bij de cliënt zelf: híj heeft een probleem en gééft problemen. Hoe heftiger het gedrag, hoe sneller de bal bij de cliënt wordt neergelegd. Maar als de cliënt zich aangepaster zou kúnnen gedragen dan zou deze weinig ondersteuning nodig hebben en zou hij bijvoorbeeld niet in een voorziening hoeven te wonen. De term uitdagend gedrag geeft vooral aan dat wij als professionals een probleem ervaren: we voelen ons uitgedaagd. Het geeft aan dat wij als professional er iets mee moeten. Juist de professional moet zorgen voor de beweging en ontwikkeling.
En dat kan het beste als je oprecht nieuwsgierig kunt blijven naar die cliënt. Dat is moeilijk bij cliënten die uitdagend zijn voor je, maar met een open houding en zonder oordeel kun je beter naar de redenen van het gedrag kijken en zo beter tegemoetkomen aan wat de cliënt nodig heeft.
Teams met begeleiders hebben vaak niet één uitdagende cliënt, ze hebben er regelmatig meerdere tegelijk. Dit kan voor teams enorm zwaar zijn. Het zorgt voor veel stress en heftige emoties. Vaak voelen teams zich machteloos en hebben ze het gevoel dat ze geen invloed hebben op het ingewikkelde gedrag van hun cliënten. Dat is ook de reden waarom ik ben gestart met mijn promotieonderzoek. Ik sta bij wijze van spreken niet met mijn poten in de modder zoals veel begeleiders, dus wilde ik vanuit mijn positie als gedragsdeskundige onderzoeken welke handvatten ik teams kan meegeven zodat ze zelf weer de regie terug kunnen pakken.
In 2020 maakte FORTIOR een korte samenvatting van het promotieonderzoek van Arno Willems. Lees hier de samenvatting
Volgens mij kan dat het beste op twee manieren: de ene is vooral pedagogisch via ‘interactie en interactiestijlen’ en de andere ingang is het werken met de ‘onderstroom’. En vaak begin ik met die tweede. Want als een team te maken heeft met een heftig incident waardoor de stress en emoties hoog zijn opgelopen dan heeft het weinig zin om als gedragsdeskundige met inhoudelijke pedagogische adviezen te komen en theoretische kennis te delen. Zo had ik laatst te maken met een begeleider die gestalkt werd door een cliënt. Dat komt ontzettend dichtbij en is heel bedreigend. In zo’n situatie is het heel lastig om van een begeleider te vragen om nieuwsgierig te zijn naar de achtergrond van dit gedrag en te kijken naar haar eigen interactiestijl. Het werkt op dat moment ook niet om de begeleider bijvoorbeeld uit te leggen in welke fase van emotionele ontwikkeling deze cliënt zit en welke basale behoefte er achter dit gedrag zit.
Als de spanning bij een begeleider of een team hoog is opgelopen dan is het belangrijk eerst te reguleren. Dus zoals Bruce Perry zegt: first regulate, then relate, then reason.
De onderstroom gaat meer over de binnenkant van de begeleider, en kijkt vooral naar hoe het werken met deze pittige cliënten toch fijn kan blijven voor de begeleider. Iets wat het CCE noemt als het meervoudig kijken naar de eigen gevoelens, opvattingen, drijfveren, waarden en normen. In mijn onderzoek heb ik ontdekt dat vooral de emoties en de zelfverzekerdheid van begeleiders veel impact hebben op hun bejegening. Zo kan het gedrag van bepaalde cliënten een begeleider ontzettend raken, iemand kan dan bijvoorbeeld boosheid, irritatie of machteloosheid voelen. Het is allereerst belangrijk om de begeleider erin te steunen in dat dit gevoel er mag zijn en hem te helpen om dit gevoel te verdragen. Soms hebben begeleiders het idee dat het hebben van bepaalde gevoelens niet professioneel is. Dit soort ideeën zitten alleen maar in de weg en helpen niet om beter om te gaan met de situatie. Dan pas komt er ruimte voor de begeleider om in zijn spiegel te kijken en te reflecteren. Bijvoorbeeld of zijn gevoel te maken heeft met zijn verwachting of hoop dat de cliënt vandaag eens wat minder vervelend reageert. Of met zijn opvatting dat de cliënt het lastige gedrag opzettelijk inzet.
Als gedragsdeskundige geef je uiteraard geen therapie aan een team. Gedragsdeskundigen kunnen echter wel werkzame mechanismen gebruiken uit therapieën die ze ook aan cliënten geven, zoals CGT, angstoefeningen, Schematherapie. In mijn trainingen geef ik vaak een aantal tips, vervolgens kunnen de cursisten zelf kijken wat voor hen werkt. Als je teams wilt helpen bij de emotieregulatie dan kun je bijvoorbeeld gebruik maken van elementen uit Acceptance Commitment Therapy, hartcoherentie, mindfulness of de Polyvagaal Theorie. Vaak hebben gedragsdeskundigen meer tools in hun rugzak dan ze zichzelf realiseren, alleen denken ze er niet zo snel aan om deze ook in te zetten binnen teams.
Daarnaast focus ik met teams vooral ook op hun eigen zelfverzekerdheid, Dan gaan we op zoek naar de krachten en kernkwaliteiten die ze al altijd als persoon hebben, bijvoorbeeld door de VIA Character Strengths lijst te bekijken. Ook zonder allerlei pedagogische adviezen kunnen begeleiders dan zélf bedenken hoe ze hun top-3 van kernkwaliteiten elke dag kunnen gebruiken bij die uitdagende cliënt. En het mooie is dat begeleiders in een team gaan ervaren dat ieder daarin dan ook wat verschillend mág zijn. Cliënten ‘weten’ trouwens toch al vaak hoe elke begeleider qua persoon iets anders ‘gebakken’ is.
In dit soort coaching is de samenwerking met en de inzet van de manager heel belangrijk. De manager moet dit proces actief ondersteunen, want het functioneren van het team is immers in de kern zijn verantwoordelijkheid.
In de ondersteuning van cliënten is uiteraard de bejegening heel belangrijk. Dit omvat allereerst een basishouding, die we vaak benoemen als oprechte nieuwsgierigheid, als mentaliseren, sensitief-responsief reageren, actief luisteren, enzovoorts. Deze basishouding is echter eenrichtingsverkeer in het aanbod van de begeleider richting de cliënt. De interactie zegt meer iets over de wisselwerking tussen de begeleider en cliënt. Het gedrag van een cliënt triggert gedrag bij de begeleider en andersom. Bijvoorbeeld een boze reactie van een begeleider kan vervolgens weer een agressieve reactie oproepen bij een cliënt waarna een conflict ontstaat. Als begeleiders zich meer bewust zijn van hun interactiestijlen, dan kunnen ze ook zien dat ze bepaald gedag zelf in stand houden of zelf oproepen. Door bewust een andere interactiestijl te kiezen, verandert het gedrag bij de cliënt op de langere duur mogelijk ook. En hoe vaker het je lukt om dit bewust vol te houden – en dat is vaak erg pittig om te doen bij alle hectiek op een groep – des te eerder heb je kans op verbetering.
Hiervoor heb ik de Schaal voor Interactief Gedrag van Begeleider (SIG-B) ontwikkeld. Het is een valide en betrouwbaar instrument. Met de SIG-B worden vooral de interactiestijlen rondom één cliënt met uitdagend gedrag in kaart gebracht, vooral gebaseerd op de interactiecirkel van Leary. De schaal bestaat uit 30 vragen en begeleiders vullen die schaal in over hun eigen bejegening. Het invullen van de schaal zelf kost 10 minuten en het is de bedoeling dat hierna een teamgesprek (in de vorm van een workshop) plaatsvindt samen met de gedragsdeskundige.
Doormiddel van de SIG-B kun je binnen een korte tijd concreet zicht krijgen op de interactiestijlen die er zijn binnen een team. De teamleden kunnen van elkaars interactiestijlen leren. Bijvoorbeeld als een cliënt bij de ene begeleider minder uitdagend reageert dan bij de ander, dan kun je met elkaar bespreken hoe de interactiestijlen verschillen en welke stijl effectiever is.
De SIG-B is gratis verkrijgbaar via BergOp
Gedragsdeskundigen krijgen uiteraard ook te maken met teams die niet willen meewerken en dan is zo’n team voor de gedragsdeskundige dus als het ware ‘uitdagend’. Ze blijven bijvoorbeeld hangen in de opvatting: “Deze cliënt moet mij hebben, de cliënt moet hier weg, wij kunnen dit hier niet hebben”. Als ik te maken krijg met weerstand in een team dan vind ik dat ik dit team ook met een open houding en oprechte nieuwsgierigheid tegemoet moet treden. Ik verwacht immers ook dat begeleiders dit doen bij hun uitdagende cliënt.
Bij de begeleiding van teams stel ik mij niet op als de gedragsdeskundige die alles weet. Ik geef altijd aan dat ik ook de waarheid niet in pacht heb. Een effectieve ondersteuning van uitdagende cliënten is meestal een speurtocht. Graag wil ik samen met begeleiders deze zoektocht aangaan. Bij begeleiders is veel praktijkkennis aanwezig. Vanuit mijn deskundigheid kan ik uiteraard ook mijn suggesties doen voor interventies die begeleiders kunnen proberen.
Soms zie ik mezelf ook wel eens verkeerd reageren in een team en denk ik “dit had ik echt anders moeten doen”. Maar bedenk hierbij dat je altijd weer een nieuwe kans krijgt. Je kunt zowel met teams als cliënten altijd weer opnieuw beginnen als het een keer is misgegaan, als je maar open durft te erkennen dat je soms miskleunt.
Arno Willems geeft bij FORTIOR verschillende trainingen waarin hij zijn kennis overdraagt rond het coachen van teams bij het omgaan met uitdagende relaties. Desgewenst kan Arno de cursus Interactiegericht coachen met begeleiders ook in company geven op locatie. Vraag hier een offerte aan voor een in company 2-daagse postmaster train-de-trainer cursus voor gedragsdeskundigen (basis).