In de afgelopen decennia is de kennis over emotionele ontwikkeling bij mensen met een verstandelijke beperking toegenomen. Dit is zeer waardevol, tegelijkertijd het is belangrijk dat deze kennis op een goede manier vertaald wordt naar concrete begeleidingsstijlen in de praktijk. Gerrit Vignero ontwikkelde de methode de Draad die begeleiders helpt om de verbinding te maken met hun cliënten en hun behoeften op het gebied van emotionele ontwikkeling.
Op dit moment wordt aangenomen dat de ontwikkeling van mensen verloopt in een aantal ontwikkelingsstappen, fasen of stadia (afhankelijk van hoe je het wilt noemen). Er wordt daarnaast verondersteld dat mensen met een verstandelijke beperking dezelfde ontwikkelingsfasen doormaken als mensen zonder beperking. Het is echter nog niet eenvoudig om het ontwikkelingsdenken te vertalen naar de begeleiding van mensen met een verstandelijke beperking. Vooral omdat het cognitieve en emotionele ontwikkelingsniveau lager is dan de kalenderleeftijd. Een ontwikkeling kan ook disharmonisch zijn, zo kan een persoon op cognitief vlak een hoger niveau hebben dan op emotioneel gebied. De SEO-R is een instrument waarmee het emotionele ontwikkelingsniveau van een persoon in ingeschat kan worden. Stel, je neemt de SEO-R af bij een puber van 16 met een matige verstandelijke beperking. En de uitkomst is dat de persoon in de eerste socialisatiefase zit en op emotioneel gebied functioneert als een kind van 6 maanden tot 1,5 jaar. Wat doe je vervolgens met deze uitkomst? Moet deze puber dan ook behandeld worden als een peuter? Is het respectloos om een puber te vergelijken met een kind van 1,5?
Gerrit Vignero zegt in zijn boek “de draad tussen cliënt en begeleider” dat het belangrijk is om leeftijdsadequaat te kijken. Mensen met een verstandelijke beperking zijn kinderen, jongeren, adolescenten of volwassenen die begrepen willen worden. Ze hebben deels dezelfde vragen en behoeften als hun leeftijdsgenoten zonder beperking. Mensen met een verstandelijke beperking zijn gericht op ontwikkeling en hebben vaak de kracht en vermogen om te veranderen en problemen op te lossen. Als hulpverleners zich niet aanpassen aan de cliënt dan ontstaat er een grote kloof tussen de wereld van de cliënt en de wereld van de hulpverleners met als gevolg onnodige frustraties en isolement. Begeleidingssituaties kunnen dan vastlopen.
Waar het om gaat is “verbinding”. Het is belangrijk om aan te sluiten bij de behoeften die de persoon met een verstandelijke beperking heeft (op een bepaald moment). Vignero kiest het woord “draad” als metafoor voor verbinding. Professionals kunnen analyseren waar de draden bij de cliënt zitten. En met wie en op welke manier de cliënt verbonden is. Vervolgens kun je afwegen welke draad je oppakt bij de cliënt. De methode de Draad is een hulpmiddel bij het zoeken naar openingen en een manier om de ontwikkeling van de cliënt te ondersteunen.
Vignero werkt in zijn boek 8 concrete draden uit. Elke draad staat voor een begeleidingsstijl die is gebaseerd op een specifieke fase in de emotionele ontwikkeling volgens Anton Došen. Een voorbeeld is de “Hechtingsdraad” hierbij is de begeleider de veilige vertrouwenspersoon die zorgt voor troost. De begeleider geeft de cliënt het gevoel dat er iemand is die voor hem zorgt. Een ander voorbeeld is de “Afstandsbediening”. Deze draad kan worden ingezet als de persoon regels en belangrijke personen heeft geïnternaliseerd. De wereld wordt groter en vaardigheden kunnen worden aangeleerd. Begeleiders kunnen de cliënt wat meer loslaten zonder deze helemaal uit het oog te verliezen.
Volgens Vignero moeten zorgprofessionals zich niet vastpinnen op één niveau van emotioneel functioneren. Het is belangrijk om na te gaan waar de kwetsbare draden liggen bij de cliënt en tegelijkertijd ook te kijken welke sterke draden de cliënt heeft.
Een voorbeeld: Sam is een 17 jarige jongen met een matige verstandelijke beperking. Hij heeft een problematische geschiedenis. Zijn ouders waren niet in staat om voor hem te zorgen. Vandaar dat hij op jonge leeftijd al in een instelling terechtkwam. Door omstandigheden heeft Sam meerdere keren van woongroep moeten wisselen. Bij de hechting ligt dus een kwetsbare draad. Nu is Sam een leuke jongen. Hij kan niet lezen en schrijven, hij kan wel zelfstandig reizen met het openbaar vervoer. Hij is ook sociaal vaardig waardoor hij zelf een sociaal netwerk kan onderhouden. Begeleiders kunnen de “Afstandsbediening” inzetten door Sam zelfstandig te laten reizen als hij ergens heen wil. Sam neemt dan wel een mobiele telefoon mee zodat hij contact kan onderhouden met zijn begeleiders. Als er onderweg iets misgaat, kan Sam daar behoorlijk door van slag raken. De begeleiders pakken dan de “Hechtingsdraad” op door Sam via de telefoon gerust te stellen. Dit zorgt ervoor dat Sam weer verder kan.
Instrumenten als de SEO-R of ESSEON, waarmee de het emotionele ontwikkelingsniveau van een cliënt kan worden ingeschat, zijn handige hulpmiddelen om de draden bij de cliënt te ontdekken. Volgens Vignero is het een meerwaarde om deze instrumenten te gebruiken als vertrekpunt voor een gesprek tussen begeleiders. Niet zozeer het resultaat is belangrijk, het gaat om het proces.
De methode de Draad heeft ook elementen van de methode Heijkoop© geïntegreerd. Heijkoop spreekt niet van probleemgedrag maar van vastgelopen begeleidingssituaties. Deze ontstaan als er geen dynamische wisselwerking meer is tussen begeleider en cliënt. Als zorgprofessionals beter willen aansluiten bij de emotionele ontwikkeling van hun cliënt, is het niet alleen belangrijk om het gedrag van de cliënt in kaart te brengen maar ook dat van de begeleiders en de wisselwerking tussen beide.
Gerrit Vignero geeft een tweedaagse studiedag over de methode “de draad tussen cliënt en begeleider”.
Lees hier meer over de tweedaagse cursus: Het praktisch toepassen van de draad >>
Lees hier meer over het boek van Gerrit Vignero ‘De draad tussen cliënt en begeleider’ >>