De laatste jaren is er in de gehandicaptenzorg steeds meer aandacht gekomen voor emotionele ontwikkeling bij mensen met een verstandelijke beperking. Dit is op zich een verbetering ten opzichte van een aantal decennia geleden. Toen was er meestal alleen aandacht voor het IQ en praktische vaardigheden. Bianca Vugts is van mening dat een aantal professionals en zorginstellingen zijn doorgeschoten in hun aandacht voor emotionele ontwikkeling. Volgens haar is het belangrijk om aandacht te hebben voor de totale beleving van het individu zonder de emotionele ontwikkeling te veel te verbijzonderen. Deze stelling werkt Bianca Vugts uit in hoofdstuk 3 van het handboek “Emotionele ontwikkeling & verstandelijke beperking”. FORTIOR maakte een samenvatting van dit hoofdstuk.
“Ontwikkelingsfasen” en “ontwikkelingsleeftijden” worden veel gebruikt als afstemmingsprincipe in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Dit gebeurt zowel om het cognitieve als emotionele functioneren uit te drukken. Zo wordt er bijvoorbeeld gezegd: “Anne heeft een IQ van 55 dat komt neer op een cognitieve ontwikkelingsleeftijd van ongeveer 7 jaar” Of “Jan heeft een emotioneel ontwikkelingsniveau niet hoger dan 36 maanden”. Voor hulpverleners is dit een hulpmiddel om beter te begrijpen hoe cliënten naar de wereld kijken en wat ervan deze mensen verwacht kan worden (het principe van kunnen en aankunnen). Ook geeft het professionals inzicht in hoe ze aan kunnen sluiten bij de behoeften van hun cliënten.
Op het zogenaamde niveaudenken komt steeds meer kritiek. Sommige wetenschappers betwisten het bestaan van ontwikkelingsfasen. Bianca Vugts citeert ook een andere wetenschapper Lex Wijnroks die de discrepantiehypothese ter discussie stelt. Volgens Wijnroks is er onvoldoende wetenschappelijke evidentie voor de stelling dat emotionele ontwikkeling kan achterblijven op de cognitieve ontwikkeling. Hierdoor zou het verschil dat door veel professionals gemaakt wordt tussen “kunnen” en “aankunnen” niet juist zijn.
Volgens Bianca Vugts wordt te vaak iets gezegd in de trant van “Deze persoon lijkt wel een driftige peuter” Als je geen rekening houdt met de context en beleving van dat moment (zoals bijvoorbeeld een stressvolle ervaring op de dagbesteding) doe je geen recht het geheel van deze persoon. Ook wordt er vaak gezegd “Deze persoon zit in fase 2 / de eerste socialisatiefase”. Volgens Vugts is een ontwikkelingsfase geen stoel waar je in kunt zitten. Als je fases zo benadert, wordt emotionele ontwikkeling niet meer gebruikt als beeldvorming, maar zet je het beeld van de cliënt als het ware vast.
Voor het opstellen van een functioneringsprofiel is het nodig om ontwikkelingsdomeinen te onderscheiden waar scores en ontwikkelingsleeftijden aan worden toegekend. De professional ziet dan vervolgens een profiel dat is opgedeeld in hokjes met scores. Het risico bestaat dan de verschillende ontwikkelingsdomeinen in de praktijk ook als gescheiden worden benaderd. Volgens Vugts is opdeling van de verschillende ontwikkelingsdomeinen voor de analyse noodzakelijk. In de praktijk is het nodig om terug te gaan een synthese.
In de praktijk worden ook de cognitieve en emotionele ontwikkeling ook van elkaar gescheiden (Er wordt bijvoorbeeld gezegd: Piet heeft dan wel een IQ van 70 maar de emotionele behoeften van een driejarige). In navolging van Lex Wijnroks vindt Bianca Vugts het onjuist om deze twee domeinen gescheiden te benaderen want ze beïnvloeden elkaar intensief en voortdurend. Vugts pleit ervoor dat er altijd aandacht blijft voor de totale beleving van de persoon die tot stand komt door een complexe en dynamische interactie met de omgeving. Integratief blijven kijken dus, zoals ook Anton Došen aanbeveelt.
Vugts stelt voor om de emotionele ontwikkeling niet alleen in een gemiddelde fase uit te drukken maar ook de uitschieters naar boven en beneden mee te nemen. Volgens de dynamic-skills theorie zou de diagnostiek zich moeten richten op het bereik van variatie over de ontwikkelingsniveaus. De professionals zouden vervolgens kunnen worden toegerust om binnen dat brede bereik mee te bewegen met de cliënt.
Vanwege het dynamische karakter van ontwikkeling zou Vugts ontwikkeling liever willen visualiseren als concentrische cirkels (in plaats van bijvoorbeeld een trap). Het geeft aan dat mensen een voorgaande fase nooit ontgroeien, eerder fases worden in de loop van de tijd opgenomen in een groter uitdijend geheel aan mogelijkheden en vaardigheden. Als de omgevingsomstandigheden ongunstiger worden kun je als mens ook weer terugvallen in vroegere ontwikkelingsfasen en vervolgens weer terugkomen in je hogere niveau als het weer beter gaat.
Volgens Vugts is de ontwikkeling van ieder mens uniek en moet worden uitgekeken met een normatieve manier van kijken. Dit geldt vooral voor mensen met een verstandelijke beperking omdat hun ontwikkeling zowel kwalitatief als kwantitatief anders kan verlopen. Vooral als de ontwikkeling kwalitatief minder goed is verlopen, zou het gebruiken van de SEO-R² als diagnostisch instrument minder geschikt zijn. Soms kan het bijvoorbeeld beter zijn om een neurologisch profiel in kaart te brengen dan een SEO-R² af te nemen. Vugts adviseert om als professional kritisch te kijken naar welke diagnostische instrumenten je inzet.
De taal, die wordt gekozen om cliënten met een verstandelijke beperking te omschrijven, is mede bepalend voor de manier waarop ze worden behandeld. Het is niet altijd passend om pubers of volwassen cliënten te vergelijken met kinderen. Bianca Vugts adviseert om de taal die professionals gebruiken in hun verslagen zorgvuldig te kiezen, om bijvoorbeeld nadelige gevolgen voor de bejegening van de cliënt te voorkomen.
FORTIOR organiseert diverse trainingen over emotionele ontwikkeling bij mensen met een verstandelijke beperking. Bekijk hier de trainingsagenda van FORTIOR>>
Bronvermelding
Het gehele artikel is gebaseerd op hoofdstuk 3 van het handboek “Emotionele ontwikkeling & verstandelijke beperking” dat werd geschreven door Bianca Vugts. Lees hier meer over het handboek >>