In de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking wordt steeds vaker aandacht besteed aan emotionele ontwikkeling. Bij een groot aantal cliënten wordt het emotioneel ontwikkelingsniveau ingeschat door middel van bijvoorbeeld de SEO-R². Toch klinkt er ook kritiek op het denken in emotionele ontwikkelingsniveaus, die varieert van “niet meer gebruiken” tot “Kijk uit met het gebruik van ontwikkelingleeftijden”. Wat heeft de professional in de praktijk aan deze kritische opmerkingen?
In 2013 schreef Lex Wijnroks twee artikelen waarin hij stevige kritiek uitte op het denken in (sociaal-emotionele) ontwikkelingsniveaus (zoals in het boek werken met ontwikkelingsleeftijden van Bianca Vugts). Zijn bezwaar is, dat een ontwikkelingsleeftijd niet goed is vast te stellen met een test. Ontwikkelingsleeftijden zijn weliswaar goed te gebruiken voor de beeldvorming, maar deze manier van werken is niet wetenschappelijk verantwoord. Hij is onder andere van mening, dat het niet juist is mensen met een ontwikkelingsbeperking te vergelijken met kinderen. Hij stelt voor andere modellen en benaderingen te gebruiken om inzicht te krijgen in het functioneren van deze groep mensen zoals de benadering, die op het concept stress gebaseerd is, en het Tweesystemen model van Kahneman.
Bianca Vugts schrijft in het bovengenoemde boek, dat professionals het “niveaudenken” nodig hebben voor een goede afstemming op hun cliënt. Het is echter volgens haar wel goed, dat professionals zich daarbij aan vijf spelregels houden. De kern is, dat het niveaudenken op een respectvolle manier ten dienste staat van de ondersteuning van de cliënt.
Ook door SEN-SEO (o.a. Filip Morisse, Leen de Neve, Gerrit Vignero) wordt benadrukt, dat het bij het inschatten van emotionele ontwikkeling niet gaat om het emotionele ontwikkelingsniveau op zich, maar om de beeldvorming, de consequenties van het ingeschatte niveau voor het leven van de cliënt en wat het betekent voor de ondersteuning van de cliënt. Het gaat er immers om de ondersteuning af te stemmen op de emotionele behoefte van de cliënt: het niveau is alleen een opstapje om de emotionele behoefte van de cliënt te ontdekken.
In een artikel in de NTZ van december 2016 geeft Jan Gielen enkele kritische praktijkbeschouwingen rond het ontwikkelingsdynamisch model van Anton Došen. Hij schrijft onder andere dat inzicht in sociaal-emotioneel functioneren een belangrijke indicatie is voor de sociaal-emotionele behoeften. Dit verschaft de mogelijkheden om de omgeving af te stemmen op deze behoeften met als doel het reduceren van stresservaringen en het bevorderen van welbevinden. Uitspraken in termen van ontwikkelingsfasen of ontwikkelingsleeftijden (zoals de cliënt heeft een peuterniveau) kunnen door cliënten met een hoger niveau en door ouders als krenkend worden gezien. Het kan een waardeloosheidsgevoel bij de cliënt aanwakkeren.
Als professionals zich meer gedifferentieerd uitdrukken in termen van persoonlijke behoeften of motivaties dan zullen cliënten en ouders zich hierin mogelijk wel herkennen. Zeker als dit vertaald wordt in omstandigheden en situaties die stress geven of waar de cliënt zich juist goed bij voelt.
Behandeling of ondersteuning die geen rekening houdt met het sociaal emotioneel ontwikkelingsniveau kan volgens Gielen gezien worden als een omissie die vanuit professioneel oogpunt moeilijk te verdedigen is.
Jan Gielen werkt op dit moment in het kader van zijn promotie aan een valideringsonderzoek, waarmee ” het bestaansrecht van de vijf ontwikkelingsfasen alsmede de dertien domeinen uit de SEO-R daadwerkelijk aangetoond dienen te worden”.
FORTIOR is gespecialiseerd in het organiseren van trainingen voor professionals die werken met mensen met een verstandelijke beperking. Bekijk hier ons volledige aanbod