Voldoende slaap is goed voor de ontwikkeling van zowel kinderen als volwassenen. Dit werd besproken in een eerdere blog. Aan de andere kant heeft ontwikkeling ook invloed op de slaap. Fysieke beperkingen, leerprocessen of het emotionele ontwikkelingsniveau kunnen een rol spelen bij het ontstaan van slaapproblemen.
Uit verschillende onderzoeken blijkt dat slaapproblemen vaker voorkomen bij mensen met een verstandelijke beperking dan bij mensen zonder beperkingen. Mensen met een verstandelijke beperking hebben beperkingen in hun ontwikkeling op verschillende gebieden: naast beperkingen op cognitief gebied en een achterstand in hun emotionele ontwikkeling, kunnen mensen met een verstandelijke beperking ook lichamelijke beperkingen hebben. Hieronder wordt de invloed van de verschillen ontwikkelingsdomeinen op slapen puntsgewijs besproken.
Fysieke ontwikkeling
Lichamelijke aandoeningen kunnen mensen met hinderen bij het slapen. Zo kunnen sommige mensen met meervoudige beperkingen niet hun voorkeurshouding aannemen tijdens het slapen. Er kunnen pijnklachten zijn of afwijkingen aan het ademhalingssysteem waardoor mensen niet goed kunnen ademen als ze in bed liggen.
Mensen met een verstandelijke beperking hebben verstoorde hersenfuncties. De ernst en locatie van de hersenbeschadigingen verschillen per persoon. Bij sommige mensen is het hersengebied beschadigd dat verantwoordelijk is voor de biologische klok en het slaap-waakritme, zoals de Nucleus Suprachiasmaticus. Dit is een groep zenuwcellen die onderdeel uitmaakt van de Hypothalamus. De Nucleus Suprachiasmaticus stelt zichzelf steeds bij op basis van visuele informatie. Als het bijvoorbeeld donker wordt, stimuleert dit hersengebied de pijnappelklier die op haar beurt weer het slaaphormoon Melatonine afgeeft en vervolgens wordt de persoon slaperig. Als iemand te weinig melatonine aanmaakt dan is hij of zij niet slaperig als het tijd is om naar bed te gaan. Ook blinde mensen hebben vaak te kampen met dit probleem.
(Cognitieve) leerprocessen
De menselijke slaap wordt enerzijds bepaald door biologische processen en anderzijds door psychologische processen. Slapen is namelijk ook gedrag dat tot stand komt door leren. Dit geldt zowel voor mensen met als mensen zonder ontwikkelingsproblemen. De oorsprong van slaapgedrag is meestal het gezin waar een kind opgroeit. De manier waarop de ouders omgaan met problemen rond het slapen, kunnen deze problemen verminderen of juist verergeren. Zo belonen ouders het niet-slapen van hun kind als zij het steeds uit bed halen. Dit houdt het ongewenste slaapgedrag in stand. Het komt ook vaak voor dat ouders hun kind in bed nemen als het niet wil slapen (co-slapen). Op de lange termijn is dit geen oplossing omdat het kind niet leert om in zijn eigen bed te slapen.
Ook situaties en gedragingen die geassocieerd worden met slaap, beïnvloeden de slaap. Voor iemand die vaak wakker ligt, kan een “bed” een negatieve associatie krijgen. Later kunnen hier steeds meer negatieve associaties bijkomen die gerelateerd zijn aan het naar bed gaan, zoals tandenpoetsen. Op den duur kan een negatieve attitude ontstaan ten aanzien van slapen die moeilijk te corrigeren is.
Daarnaast leren kinderen slaapgedrag van hun ouders. Als ouders zelf slechte slapers zijn, dan kunnen kinderen dit gedrag overnemen. Ook culturele normen binnen een gezin of maatschappij spelen een rol.
Emotionele ontwikkeling
In de vakliteratuur over slaapproblemen wordt het verband tussen slaapproblemen en emotionele ontwikkeling nauwelijks beschreven. Wie de theorie over emotionele ontwikkeling kent, zou logisch kunnen redeneren dat slaapproblemen kunnen ontstaan als er te weinig rekening wordt gehouden met de emotionele behoeften die iemand heeft.
Anton Dosen (psychiater / kinderpsychiater) beschreef de fases in emotionele ontwikkeling die mensen gewoonlijk doormaken. Mensen met een verstandelijke beperking doorlopen dezelfde fases, echter hun ontwikkeling gaat trager en kent een plafond. In de gehandicaptenzorg komt steeds meer aandacht voor emotionele ontwikkeling. Zo kan iemand van 25 het emotioneel ontwikkelingsniveau hebben van een kind van 6 tot 18 maanden Hieronder enkele voorbeelden van fasen in emotionele ontwikkeling en behoeften die daarbij horen:
– Adaptatiefase (0-6 maanden): Een pasgeboren kindje moet het nog wennen aan het leven buiten de baarmoeder, zoals het slaap-waakritme, temperatuurswisselingen, aanrakingen, enzovoorts. De baby heeft ouders nodig om prikkels, spanning en onlust te reguleren. Omdat het kindje zichzelf niet kan reguleren heeft het de ouders nodig om de gunstige omstandigheden te creëren waarin het goed kan slapen. Een persoon die in deze fase zit zou bijvoorbeeld te overprikkeld kunnen zijn om te kunnen slapen en is niet in staat om deze prikkels zelfstandig te reguleren.
– Eerste socialisatiefase (6-18 maanden): Het is van belang dat ouders zorgen voor veiligheid en welbevinden van het kind. Hierdoor begint meteen na de geboorte het hechtingsproces en na ongeveer 6 maanden ontstaat (als alles goed loopt) een veilige hechting tussen de ouders en het kind. In deze periode kan het kindje separatieangst hebben waardoor het angstig wordt als de vaste verzorger uit het zicht is. Iemand die in deze fase zit kan bijvoorbeeld angstig worden als de vaste verzorger weggaat na het naar bed brengen.
– Eerste individuatiefase (18 -36 maanden) en eerste identificatiefase (3-7 jaar): Hele jonge kinderen kennen nog niet het verschil tussen zichzelf en een ander. Ze hebben er nog geen besef van dat ze een eigen persoontje zijn. Met ongeveer 18 maanden krijgen kinderen steeds meer het besef van hun eigen ik. De afstand tot de vertrouwde volwassene wordt met de maanden steeds een beetje groter en kinderen worden steeds beter in het reguleren van hun emoties. Een van de dingen die hierbij kan helpen is hun fantasie waarmee ze kunnen oefenen met de dingen die ze moeilijk of spannend vinden. In deze periode halen kinderen fantasie en werkelijkheid nog wel eens door elkaar. Een mens in deze fase kan bijvoorbeeld ’s nachts bang zijn voor monsters onder het bed waardoor ze niet kunnen of willen slapen.
Voor de ontwikkeling van mensen met of zonder beperkingen is voldoende slaap heel belangrijk. Het is dan ook belangrijk om slaapstoornissen adequaat te behandelen. Slaapstoornissen kunnen veroorzaakt worden door één of meerdere factoren. Daarom is een gedegen onderzoek naar de oorzaken van de problemen noodzakelijk. Omdat de oorzaken zo divers kunnen zijn, vindt het onderzoek en behandeling bij voorkeur plaats in een multidisciplinair team.
FORTIOR is gespecialiseerd in het organiseren van trainingen voor professionals die werken met mensen met een verstandelijke beperking. Bekijk hier ons volledige aanbod
Bronnen:
Van der Molen, H. & Perreijn, S. & Van den Hout, M. (2010). Klinische Psychologie: Theorieën en psychopathologie (pp 651-690). Groningen/Houten : Noordhoff Uitgevers bv.
Vugts- De Groot, B. (2014) Werken met ontwikkelingsleeftijden. Afstemmen op mensen met een verstandelijke beperking. Amsterdam: Uitgeverij Boom Nelissen
Curfs, L.M.G., e.a. (2002) Klinische genetica: slaapproblemen bij mensen met een verstandelijke handicap, uit Patient Care https://www.platformemg.nl/wp-content/uploads/2012/07/Verstandelijke-handicap-en-slaapproblemen.pdf