De meeste moderne zorginstellingen stellen de individuele cliënt centraal. Omdat iedere cliënt unieke behoeften heeft, vraagt dit om een ondersteuningsaanbod op maat. In Nederland is het gebruikelijk om het niveau van de cliënt (waaruit zijn behoeften voortkomen) uit te drukken in ontwikkelingsleeftijden. Een groot aantal professionals zeggen dat het werken met ontwikkelingsleeftijden goede handvatten geeft in de ondersteuning van hun cliënten. Het helpt hen om beter aan te sluiten op de cliënt. Hierdoor vermindert probleemgedrag en verbetert het welzijn van de cliënt. Toch is er ook kritiek op het gebruik van ontwikkelingsleeftijden.
Mensen met een verstandelijke beperking doorlopen de zelfde fasen in hun cognitieve en emotionele ontwikkeling. Echter de fases duren langer en hun ontwikkeling stopt eerder dan bij mensen zonder beperking. Zo is het mogelijk dat een persoon met een verstandelijke beperking op 25-jarige leeftijd het niveau heeft van een kind van 7. Het is ook mogelijk dat de ontwikkeling disharmonisch is en dat bijvoorbeeld het emotioneel ontwikkelingsniveau lager ligt dat het cognitieve niveau. Het niveau waarop iemand functioneert geeft “iets” aan over zijn of haar behoeften en mogelijkheden, zoals de behoefte aan nabijheid of autonomie, het vermogen logisch te denken of problemen op te lossen.
Wetenschappers ontwikkelden schema’s waarin per fase (leeftijdscategorie) de mogelijkheden of behoeften worden aangegeven. Zo ontwikkelde Jean Piaget een schema waarin de cognitieve ontwikkeling van mensen wordt beschreven en Anton Došen ontwikkelde een schema voor de emotionele ontwikkeling. Voor ouders en cliënten kan het zogenaamde niveaudenken heel confronterend zijn. Het is dan ook niet verstandig om op iedere cliënt bij wijze van spreken klakkeloos een stickertje te plakken. Aan het werken met ontwikkelingsleeftijden zijn een aantal spelregels verbonden. Bianca Vugts beschrijft deze spelregels in haar boek “werken met ontwikkelingsleeftijden”:
1. Kijk naar meer dan alleen het ontwikkelingsniveau
Het denken vanuit ontwikkelingsleeftijden is één van de kaders van waaruit naar de cliënt kan worden gekeken. Het is belangrijk om ook andere kaders niet uit het oog te verliezen om een goed beeld van de cliënt te krijgen. Een goede mogelijkheid om aan deze aanbeveling te voldoen is de toepassing van de richtlijnen voor integratieve diagnostiek en behandeling van Došen.
2. Het niveaudenken is vooral een middel (voor de professional) en geen doel op zichzelf
Vooral professionals (en soms ouders) hebben het niveaudenken nodig om beter te begrijpen wat de cliënt nodig heeft. Door de belevingswereld van de cliënt te vergelijken met die van kinderen, kunnen professionals zelf de behoefte van de cliënt beter plaatsen.
3. Laat het inschatten van het ontwikkelingsniveau over aan de professional
Het inschatten van het emotionele ontwikkelingsniveau is een vak apart. Er zijn speciale testen en schalen voor ontwikkeld die worden afgenomen door orthopedagogen of psychologen.
4. Spreek mensen altijd aan op een volwaardige toon
Bij het niveaudenken wordt de belevingswereld van de cliënt vergeleken met die van kinderen, en niet de persoon zelf. Een lage ontwikkelingsleeftijd mag nooit een excuus zijn om een persoon op een kinderlijke manier toe te spreken.
5. Het niveaudenken is een middel om mensen te helpen het beste uit zichzelf te halen
Het werken met ontwikkelingsleeftijden is vooral bedoeld om mensen aan te spreken op hun mogelijkheden en tegelijkertijd rekening met hun beperkingen. Het is bedoeld om mensen te stimuleren in hun ontwikkeling.
Onder de juiste voorwaarden (zoals in de spelregels beschreven) lijkt het niveaudenken in de praktijk goed te werken. Diverse professionals melden dat ze door aan te sluiten op bijvoorbeeld het emotionele ontwikkelingsniveau van de cliënt (ernstig) probleemgedrag hebben zien verminderen. Bovendien is waargenomen dat cliënten die weinig mogelijkheden leken te hebben toch konden groeien in hun ontwikkeling.
Ondanks de positieve ervaringen in de praktijk komt er uit wetenschappelijke hoek kritiek. Zo heeft Lex Wijnroks enkele vraagtekens geplaatst bij het hanteren van ontwikkelingsleeftijden. Hij deed dat naar aanleiding van het boek van Bianca Vugts. Zijn bezwaar is, dat een ontwikkelingsleeftijd niet goed is vast te stellen met een test. Ontwikkelingsleeftijden zijn goed te gebruiken voor de beeldvorming, maar deze manier van werken is niet wetenschappelijk verantwoord. Hij is ook van mening, dat het niet juist is mensen met een ontwikkelingsbeperking te vergelijken met kinderen. Hij stelt voor andere modellen te gebruiken om inzicht te krijgen in het functioneren van deze groep mensen.
Ook het begrip overvragen, dat samenhangt met het denken in niveaus op verschillende ontwikkelingsgebieden stelt Wijnroks ter discussie. Professionals in de zorg werken bijvoorbeeld vaak met overvragen op emotioneel gebied. Dit komt tot uiting in het veelgebruikte “kunnen en aankunnen” (het functioneringsprofiel van Jacques Heijkoop). Als stelregel wordt in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking aangehouden, dat de ontwikkeling op het emotionele domein niet boven het cognitieve niveau kan uitkomen. Wijnroks stelt, dat dit denken in verschillen tussen ontwikkelingsdomeinen niet door wetenschappelijk onderzoek onderbouwd wordt.
Volgens Wijnroks is het beter om problemen van mensen met een verstandelijke beperking te begrijpen met behulp van modellen over stress. Er bestaan verschillende modellen waarin de begrippen stress, stressor en stressrespons worden beschreven. Er bestaan (ook bij normaalbegaafde mensen) grote verschillen in de manier waarop er met stressvolle situaties wordt omgegaan. Dit heeft onder andere te maken met de fysieke gesteldheid van de persoon, de mate van zelfvertrouwen, ervaringen uit het verleden en de interpretatie van de situatie.
Er is nog weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan naar stress bij mensen met een verstandelijke beperking. Er zijn echter aanwijzingen dat mensen met een verstandelijke beperking meer stress ervaren omdat ze vaker worden blootgesteld aan stressoren en ze minder goede strategieën hebben om hiermee om te gaan. Voor mensen met een verstandelijke beperking kunnen gewone dagelijkse situaties al stressvol zijn. Wijnroks pleit ervoor om zorgvuldig in kaart te brengen aan welke stressoren de persoon (in zijn omgeving) wordt blootgesteld. Daarnaast is het belangrijk de persoon te observeren en met name te kijken naar de stressreacties van de persoon. Het idee van Wijnroks vraagt echter nog wel om nader onderzoek, uitwerking en praktijkervaring.
FORTIOR organiseert een studiedag over emotionele ontwikkeling en autisme bij mensen met een verstandelijke beperking. Lees meer over deze studiedag >>
FORTIOR organiseert ook een studiedag over het inschatten van emotionele ontwikkeling. Lees meer over deze studiedag >>
Heijkoop, J. , functioneringsprofiel: https://www.heijkoop.nu/methode/hoe-werkt-het/ (geraadpleegd op 11.10.2014).
Vugts, B. (2012). Werken met ontwikkelingsleeftijden. Afstemmen op mensen met een verstandelijke beperking. Amsterdam: uitgeverij Boom Nelissen (derde druk).
Wijnroks, L. (2013a). Kritische kanttekeningen bij de discrepantiehypothese en het concept overvraging: het stressmodel als alternatief. Nederlands Tijdschrift voor de Zorg aan mensen met verstandelijke beperkingen(NTZ), 39/2, 99-113.
Wijnroks, L. (2013b). Het feilbare denken van mensen met een verstandelijke beperking. Nederlands Tijdschrift voor de Zorg aan mensen met verstandelijke beperkingen (NTZ), 39/4, 233-253.