Door Ad van den Broek
Floortime claimt dat ze bij kinderen met contact- en interactieproblemen de mentale ontwikkeling bevordert zowel op intellectueel als emotioneel gebied. Is deze claim ooit onderzocht? Ja, dit gebeurde door Greenspan (de grondlegger van Floortime) en anderen die met de methode werkten. In 1997 deed Greenspan samen met Serena Wieder een dossierstudie om het effect van zijn methode te peilen. Volgens deze dossierstudie boekten een groot aantal kinderen aanzienlijke vooruitgang. In deze post lees je een samenvatting van de resultaten.
De resultaten uit de eerste dossierstudie naar de effecten van Floortime van Greenspan en Wieder (1997) lijken positief. Methodisch zijn er allerlei kanttekeningen te maken bij hun studie (dit geven de auteurs zelf ook aan) waardoor het onderzoek slechts als verkennend kan worden gezien.
Greenspan en Wieder analyseerden dossiers van 200 kinderen die zij gedurende twee tot acht jaar gevolgd hadden. Deze kinderen hadden allemaal ernstige contact- en communicatieproblemen. Bij alle kinderen was de diagnose autismespectrumstoornis volgens de DSM-IV gesteld. De meeste kinderen waren bij de start 2;6 tot 3;6 jaar.
Na een behandeling van twee tot acht jaar met de Floortime-methode, waarbij de kinderen per dag twee tot vijf uur intensieve sessies thuis kregen, liet 58% van de kinderen goede tot uitstekende resultaten zien en was 24% redelijk vooruitgegaan.
Greenspan en Wieder hebben ook nog gekeken hoe Floortime uitpakte vergeleken met de traditionele benadering. Ze kwamen tot de conclusie dat Floortime tot betere resultaten leidde. Bovendien bleek de ontwikkeling van 20 kinderen – die een uitzonderlijke vooruitgang hadden geboekt – nauwelijks te onderscheiden van een groep normaal ontwikkelende kinderen.
Voor het beoordelen van de vooruitgang is gebruik gemaakt van de FEAS (Functional Emotional Assessment Scale). Deze schaal werd bij het eerste en laatste onderzoek gebruikt en bij de tussenliggende onderzoeken, die regelmatig plaatsvonden. De beoordelingsschaal voor autisme CARS werd gebruikt aan het begin en aan het eind van het traject om de mate van autisme te objectiveren.
Volgens Greenspan en Wieder is een significant aantal kinderen met behulp van Floortime vooruit gegaan. De kinderen gingen vooruit op de volgende gebieden:
• met plezier contact maken,
• betrokkenheid op de ander kunnen tonen door pre verbale gebaren en lichaamstaal (zoals glimlachen, fronzen, verrast kijken, ergernis, vreugde).
• op een spontane manier verbaal kunnen communiceren,
• hun aandacht kunnen verdelen over verschillende sociale, cognitieve of motorische taken
• en “doen-alsof” spel spelen.
Greenspan en Wieder constateerden, dat het belangrijkste was, dat de vaardigheden die deze kinderen lieten zien nu gebaseerd waren op “intentie en betrokkenheid” en dat ze “elementaire egofuncties [hadden] leren beheersen”. Ze doelden met dat laatste – onder andere -op vaardigheden zoals het onderzoeken van de werkelijkheid, impulsbeheersing en het ervaren van allerlei affecties, gedachten, ideeën en zorgen.
Greenspan en Wieder schreven zelf het volgende over de effecten van Floortime op het autisme van de kinderen die zij onderzochten: “Ze gaven niet langer blijk van in zichzelf gekeerd zijn, ontwijkend gedrag, autostimulatie of herhalende handelingen. Op de beoordelingsschaal voor autisme (CARS) konden alle kinderen uit deze groep over naar het niet-autistische gebied.” (De laatste zin zorgt vaak voor veel discussie, daar gaan we in het kader van dit artikel niet op in.)
De kinderen die zich redelijk ontwikkeld hadden tijdens de behandelperiode, lieten op dezelfde gebieden vooruitgang zien als de kinderen die zich goed tot uitstekend ontwikkeld hadden. Het voornaamste was, dat ze opgewekter werden, beter contact konden maken met hun ouders en leerden communiceren met gebaren.
Greenspan en Wieder hebben dus achteraf gekeken en concludeerden, dat ongeveer driekwart van de 200 kinderen met ASS die in de loop van 8 jaar gevolgd hebben, baat hebben gehad bij de behandeling met de Floortime-methode. De mate waarin wisselde, maar er was vooruitgang te zien. Volgens Greenspan en Wieder betrof die vooruitgang zowel het sociaal gedrag, de communicatie als de verbeelding (de kernproblemen van de stoornis in het autismespectrum).
Wetenschappelijk is deze evaluatiestudie geen hard bewijs voor het effect van de Floortime-methode. Na de eerste studie van Greenspan en Wieder zijn nog vijf andere studies verschenen in wetenschappelijke publicaties. Eén van die onderzoeken geeft wel een duidelijk bewijs voor de werking van de relatie- en ontwikkelingsgerichte methoden.
Mijn vervolgvraag is: “Is deze voortuitgang een direct gevolg van de behandeling of worden er ontwikkelingsdomeinen geactiveerd die op hun beurt weer voor ontwikkeling op andere gebieden zorgen?” Deze vraag is bij mij ingegeven door het model van “pivotal behavior”. Dit is gedrag waar ontwikkeling om draait. Het is een scharnier is voor verdere vooruitgang. Het kan zijn – dat de “elementaire egofuncties” die Greenspan en Wieder in hun artikel uit 1997 noemden – die functie vervulden. Dat is uit hun beschrijving niet duidelijk. Over deze vraag gaat een volgend artikel.
FORTIOR is gespecialiseerd in het organiseren van trainingen voor professionals die werken met mensen met een verstandelijke beperking. Bekijk hier ons volledige aanbod
Bronvermeldingen:
Greenspan, S.I., Wieder, S. en Simon, R. (2003). Als uw kind speciale aandacht nodig heeft. Intellectuele groei stimuleren. Utrecht/Antwerpen: Kosmos-Z&K Uitgevers.