Terug naar het overzicht

Hoe vind je de juiste ingang voor afstemming?

De draad tussen cliënt en begeleider Aantal keer bekeken: 1196 views

Te vaak wordt van cliënten met een verstandelijke beperking verwacht dat zij veranderen. De vraag is of men dit moet willen. Het is voor cliënt en begeleider plezieriger, als de cliënt gerespecteerd wordt om wie hij is en ondersteund wordt in het maken van zijn eigen keuzes. Begeleiders die zich goed kunnen afstemmen op iemands manier van leven vinden meestal prima hun weg in de ondersteuning van hun cliënten. De methode de Draad – ontwikkeld door Gerrit Vignero – geeft handvatten voor deze afstemming.

 

Emotionele ontwikkeling

De draad is een metafoor voor de relatie die zich tussen een cliënt en begeleider op harmonieuze wijze ontwikkelt. De ingang voor de relatie wordt mede bepaald door het emotionele ontwikkelingsniveau van de persoon. Ieder mens doorloopt in zijn ontwikkeling een aantal fasen in de emotionele ontwikkeling. Mensen met een verstandelijke beperking doorlopen dezelfde fasen. Hun emotionele ontwikkeling echter verloopt trager en kent een plafond. Gerrit Vignero vertaalde de fasen van emotionele ontwikkeling in een aantal type draden.

 

De verschillende draden:

De eerste draad: In deze fase trekt de ouder een draad naar het kind door het reguleren van tijd, ruimte en spanning. Zo ontstaat een basisstructuur in het chaotische brein van de baby die te maken heeft met voorspelbaarheid, ritme en spanningsregulatie.

  • De tweede draad: Dit is de hechtingsdraad. Door al het geregel van de ouders gaat het kind zich hechten aan deze constante persoon die de draad trekt.
  • De derde draad: De ouder gaat een lus in de draad maken door het kind af en toe door te geven aan een ander. Zo ontstaat ook openheid naar andere mensen en kan het kind op onderzoek uitgaan. Het kind weet dat het op moeilijke momenten altijd terecht kan bij zijn ouders.
  • De vierde draad: Nu wil het kind zelf de draad gaan trekken. Daarnaast ontstaat het begin van het geweten. De hechting tussen ouder en kind is sterk genoeg zodat de ouder gezag kan houden terwijl het kind het eigen “ik” verder kan gaan ontdekken.
  • De vijfde draad: de draad wordt geleidelijk een afstandsbediening. Zonder dat de ouders voortdurend in de buurt zijn, kan het kind de wereld verder ontdekken. Ouder kunnen regels gaan invoeren (in eerdere stadia werken die nog minder goed) en ontstaat het begin van verantwoordelijkheidsgevoel.
  • De zesde draad: Tijdens de lagere schoolperiode ontstaat steeds meer het denken over zichzelf en anderen. Het krijgt een duidelijker zelfbeeld en leert zich beter inleven in andere mensen.
  • De zevende draad: De persoon leert in een netwerk te functioneren en geleidelijk leert het ook een netwerk te organiseren. De draad blijft belangrijk maar is meer een virtuele draad geworden.
  • De achtste draad: Dit is de optelsom van alle draden die bij een gezonde ontwikkeling met elkaar in verbinding blijven. De bouwstenen zijn gestapeld. Gerrit Vignero noemt dit de” rode” draad. De persoon kan nu zelf de draad gaan doorgeven in bijvoorbeeld relaties, werk en bij zijn eigen kinderen.

 

Welke draad pak je vast?

Het emotionele ontwikkelingsniveau (ofwel de draden die aanwezig zijn) kun je terugzien in het gedrag en behoeften van de cliënt. Als iemand bijvoorbeeld veel behoefte heeft aan voorspelbaarheid en structuur zou dit kunnen passen bij de eerste draad. Of als iemand bijvoorbeeld steeds om begeleiders heen cirkelt en weinig contact legt met leeftijdsgenoten in de groep dan past dit gedrag bij de tweede draad. De draden die je ziet bij je cliënt, zijn dan ook de ingangen voor het opbouwen van een relatie tussen de cliënt en begeleider en voor de begeleidingsstijl die gekozen wordt.

 

Verschillende niveaus

Het emotionele ontwikkelingsniveau van de cliënt is dus bepalend voor het type draad dat de begeleider oppakt. Volgens Gerrit Vignero zijn we veelal geneigd om te zoeken naar dé draad terwijl er bij cliënten meerdere draden een rol spelen. Je kunt een cliënt niet vastpinnen op één niveau van emotioneel functioneren. Iemand met een relatief hoog niveau kan bijvoorbeeld terugvallen op de eerste draden op het moment dat hem iets naars overkomt.

 

Gerrit Vignero onderscheidt “de leidraad” en “de kwetsbare draad”. De leidraad staat voor de ondersteuning die iemand nodig heeft. Het is de sterkste draad die je in de zelfontwikkeling kunt ontdekken. De kwetsbare draad heeft vrijwel altijd te maken met de eerste, tweede of derde draad. Het is de draad die je oppakt als het met iemand minder goed gaat. De leidraad en kwetsbare draad vormen samen de rode draad.

 

Leeftijd, motieven en interesses

Op emotioneel gebied kan een persoon van 17 bijvoorbeeld functioneren als een kind van 2 of 3 jaar oud. Volgens Gerrit Vignero is het belangrijk dat begeleiders toch leeftijdsadequaat handelen. Een puber met een verstandelijke beperking en laag emotioneel ontwikkelingsniveau heeft ook dezelfde behoeften als zijn leeftijdsgenoten zonder beperking.

 

Leeftijd kan ook mede bepalend zijn voor de manier waarop iemand de wereld om hen heen ervaart en de interesses die hij heeft. Dit zijn belangrijke ingangen voor het trekken van een draad. Bijvoorbeeld als iemand van een bepaalde muzieksoort houdt, dan is dit mooie gespreksstof of de begeleider kan de cliënt even tot rust laten komen bij zijn favoriete muziek.

 

Het boek “De draad tussen cliënt en begeleider”

In het boek “de draad tussen cliënt en begeleider” van Gerrit Vignero staan alle draden uitgebreid beschreven. Ook bevat het boek vele praktische adviezen om de begeleiding af te stemmen op het emotionele ontwikkelingsniveau van cliënten met een verstandelijke beperking. Lees hier meer over dit boek >>

 

Meer leren over de draad tussen cliënt en begeleider?

Gerrit Vignero geeft een tweedaagse workshop waarin hij zijn methode de draad uitlegt en waarin je extra mogelijkheden hebt om de draad te oefenen.

Lees hier meer over de tweedaagse workshop ‘Het praktisch toepassen van de draad’ >>

 

Bronvermelding:
Vignero, G. (2011). De draad tussen cliënt en begeleider. De emotionele ontwikkeling als inspiratiebron in de begeleiding van personen met een verstandelijke handicap. Antwerpen/Apeldoorn: Garant. ISBN 978-90-441-2809-3.

Geïnteresseerd in meer artikelen zoals deze?
Blijf dan op de hoogte via onze nieuwsbrief.

">

Blijf op de hoogte van nieuwe trainingen, ontwikkelingen en onze informatieve artikelen