Soms hebben mensen met een verstandelijke beperking het nodig dat ouders of begeleiders hun structuur bieden. Sommige mensen met een verstandelijke beperking kunnen namelijk door de aard van hun beperking niet zelf de structuur aanbrengen die ze nodig hebben. Andere mensen hebben soms tijdelijk door stress of een psychiatrische stoornis iemand anders nodig om zich aan een bepaalde structuur te houden. In dit artikel worden twee invalshoeken besproken die ouders of begeleiders van dienst kunnen zijn bij het bieden van structuur.
Gerrit Vignero ontwikkelde de methode “de Draad”. Deze methode geeft handvatten om aan te sluiten bij het emotionele ontwikkelingsniveau van cliënten met een verstandelijke beperking. De draad is een metafoor voor “verbinding” tussen de cliënt en begeleider. In eerste instantie zal een begeleider de draad moeten trekken naar de cliënt met een laag emotioneel ontwikkelingsniveau (adaptatiefase). De eerste ontwikkelingstaak daarbij is het bieden van structuur. Vignero noemt dit het spoor. Dit is een stramien met de nodige voorspelbare elementen zodat de cliënt er houvast (dus een spoor) in kan vinden. Het is een manier om de ruimte te ordenen zodat prikkels gereguleerd worden en waarbij de cliënt zich prettig voelt. In een dagprogramma houd je rekening met tijd, ruimte, personen en activiteiten.
Wat is belangrijk bij het opzetten van een gestructureerd dagprogramma:
Rekening houden met wat iemand graag doet
Een effectief dagschema houdt rekening met wat de cliënt graag doet, in een trager tempo en op een overzichtelijke, beheersbare manier. In een goed dagschema zit een evenwicht tussen actie en rust, dingen alleen doen en samen met de begeleider, tussen inspanning en fun-momenten. In het dagprogramma dient ook aandacht te worden besteed aan de ordening van de ruimte en een basisplaats waar de cliënt graag zit.
Structuur van de cliënt én begeleider
In leefgroepen en dagcentra wordt vaak gewerkt met pictoborden die de volgorde van activiteiten aangeeft. Dit is en prima methode. Een valkuil hierbij is dat het programma puur is geënt op de cliënt. Omdat begeleiders vaak zoveel moeten reguleren rond een cliënt, bestaat het risico dat er alleen een programma is gemaakt voor de cliënt en niet voor de begeleider. Het nadeel hiervan is dat cliënt en begeleider elkaar niet tegenkomen. Als begeleider moet je volgens Vignero meer doen dan zorgen dat een activiteit functioneel verloopt. Het is belangrijk dat je als begeleider de draad trekt (dus de verbinding aangaat). Vraag je daarom als begeleider ook af hoe je eigen spoor het spoor van je cliënt raakt.
Een voorbeeld:
“Jan mag na zijn puzzelactiviteit altijd even in de woonkamer rondlopen. Begeleider Tim heeft dan de gewoonte om even een handklapspelletje met Jan te doen of Tim gaat even in de stoel bij Jan zitten.“
Niet alleen het “wat” ook het “hoe” is belangrijk
Bij sommige cliënten kan het veel moeite kosten de relatie op te bouwen. Het kan zijn dat er veel moet worden gegeven en dat er weinig terugkomt. Mogelijk verwacht je al te veel van het samen doen. Volgens Vignero is het dan belangrijk om een programma dan meer te omschrijven als een weg dan als een doel. Hij geeft als tip om in het dagprogramma niet alleen de volgorde van de verschillende elementen te beschrijven maar ook te beschrijven hoe je dingen doet. Hoe haal je bijvoorbeeld iemand uit zijn kamer? Wat zeg je? Hoe zeg je het?
Als rituelen en handelingen op dezelfde voorspelbare wijze worden uitgevoerd dan geeft dit rust, warmte en veiligheid.
Wat onder meer uit de beschrijving van het werken aan het spoor blijkt, is dat je als ouder of begeleider zelf het belangrijkste element bent in de structuur die je een cliënt biedt. Volgens Anneke Groot (Ontwikkelaar van de methode Contactgericht Spelen en Leren) is jouw afgestemde en eenduidige houding de meest natuurlijke structuur die je een mens met weinig houvast kunt geven.
En voor cliënten bij wie de dagschema’s, picto’s enzovoorts niet werken, omdat ze die niet snappen of omdat ze zo overprikkeld en gestrest zijn dat ze er niet mee overweg kunnen is de ouder of begeleider het enige houvast, het enige baken.
Voor professionals in de zorg is het dan ook heel belangrijk om ook aandacht te besteden aan wat ze zelf nodig hebben om een goede manier aanwezig te kunnen zijn voor cliënt. Hiervoor zijn verschillende methoden beschikbaar die houvast kunnen bieden, bijvoorbeeld: Gentle Teaching, Mentaliseren Bevorderende Begeleiding, Contactgericht Spelen en Leren en Wederzijdse Emotionele Beschikbaarheid.
Wil je meer leren over hoe je structuur kunt bieden doormiddel van je eigen houding? FORTIOR heeft een workshop met Anneke Groot over autisme en attitude georganiseerd. De opname hiervan kun je hier terug kijken.
FORTIOR is gespecialiseerd in het organiseren van trainingen voor professionals die werken met mensen met een verstandelijke beperking. Bekijk hier ons volledige aanbod
Bronnen
(Blz 56 t/m 59) uit “De Draad tussen cliënt en begeleider. De emotionele ontwikkeling als inspiratiebron in de begeleiding van mensen met en verstandelijke handicap” van Gerrit Vignero. Bestel dit boek hier >>
(Blz 31) uit ‘Contactgericht ondersteunen’ van Anneke Groot en Ad van den Broek. Bestel dit boek hier >>
‘Emotionele ontwikkeling bij mensen met een beperking. Een denk- en handleidingskader voor de praktijk’ van Jolanda Vonk en Amieke Hosmar. Bestel dit boek hier >>