Zelfverwondend gedrag bij mensen met een ernstige verstandelijke beperking heeft grote gevolgen voor zowel de cliënt als zijn sociale of professionele omgeving. Regelmatig weten professionals niet goed hoe zij met het gedrag moeten omgaan. Maatregelen om het zelfverwondend gedrag tegen te gaan, kunnen de cliënt ernstig beperken in zijn bewegingsvrijheid en kwaliteit van leven. Het is dus belangrijk om aandacht te besteden aan dit thema. In deze blog wordt beschreven bij welke groep cliënten zelfverwondend gedrag het vaakst voorkomt, wat de oorzaken zijn en wat de mogelijkheden zijn voor behandeling.
Bij mensen met een verstandelijke beperking komt zelfverwondend gedrag relatief vaak voor, in 8% tot 17% van de gevallen. Zelfverwondend gedrag kan al vroeg in de kindertijd beginnen. De eerste tekenen bestaan uit wrijven, fladderen, lichte zelfverwonding. Bij een gedeelte van de kinderen, die zichzelf verwondden, werd ook stereotiep gedrag gevonden. De piek voor zelfverwondend gedrag ligt echter tussen de 15 en 20 jaar. Vermoedelijk moeten bepaalde gedeelten van hersenen eerst rijp worden om dit gedrag te kunnen vertonen. De discrepantie tussen rijpe en disfunctionerende hersengebieden wordt in deze levensfase groter met als gevolg een grotere disregulatie van coping en gedrag. Bij volwassenen met een ernstige tot zeer ernstige verstandelijke beperking komt zelfverwondend gedrag ook voor. Echter bij cliënten boven de 30 bestaat het minder vaak dan bij jongeren met een ernstige verstandelijke beperking.
Zelfverwondend gedrag wordt het vaakst gezien bij mensen met een lage ontwikkelingsleeftijd, lage zelfredzaamheid en sterk uitgesproken autisme.
Bij vijf syndromen is zelfverwondend gedag een zeer vaak voorkomend kenmerk: het Cornelia de Lange syndroom, het Cri du chat syndroom, het Lesch-Nyham syndroom, het Prader-Willi syndroom en het Smith-Magenis syndroom. Het zelfverwondend gedrag kan verschillende vormen aannemen zoals oogprikken, hoofdbonken, zichzelf krabben, peuteren aan huid of slijmvliezen en bijten op vingers.
Aangeleerd gedrag
Kinderen bewegen in de eerste maanden van hun leven ritmisch met armen en benen. Dit is belangrijk voor de ontwikkeling van hun zenuwstelsel. Als kinderen ouder worden dienen de ritmische bewegingen voor de regulatie van een arousal. Een laag arousal is stimulerend en een hoog arousal is remmend voor de ritmische bewegingen. Bij bijvoorbeeld frustratie kunnen de ritmische bewegingen toenemen ter compensatie van de negatieve emotie.
Bij mensen met een (ernstige) verstandelijke beperking is regulatie van een arousal, ritmische bewegingen en sensorische input vaak problematisch. Er kunnen stereotype bewegingen ontstaan die zelfs tot zelfverwondend gedrag kunnen leiden. Dit gebeurt in het bijzonder als dit zelfverwondend gedrag door (de omgeving) bekrachtigd wordt. Bijvoorbeeld als er aandacht aan het gedrag wordt besteed of als het gedrag leidt tot een vermindering van spanning.
Het is opvallend dat als zelfverwondend gedrag een vaste reactie wordt op prikkels, meerdere prikkels op een bepaald moment dit gedrag kunnen uitlokken (generalisatie). Er ontstaan neurale circuits in de hersenen die door gedragspatronen tot stand komen. Deze neurale circuits zorgen ervoor dat zelfverwondend gedrag plaatsvindt onafhankelijk van het soort prikkels. Na verloop van tijd kan dit gedrag zorgen voor een constante stresservaring en dit kan weer leiden tot psychiatrische stoornissen.
Sensorische informatieverwerking
Bij mensen met een ernstige verstandelijke beperking en/of autisme is veelal de sensorische informatieverwerking verstoord. Hierdoor zijn ze niet goed in staat om de prikkels uit hun omgeving te verwerken. Sommige cliënten zijn overgevoelig voor prikkels waardoor ze snel overprikkeld raken. Andere cliënten zijn juist minder gevoelig voor prikkels waardoor ze ondergestimuleerd worden. En dit heeft consequenties voor hun alertheid.
Zelfverwondend gedrag kan bij mensen met problemen in de sensorische informatieverwerking dienen als een vorm van zelfstimulatie of om een andere prikkel te overstemmen waar de persoon veel last van heeft.
Emotioneel ontwikkelingsniveau
Volgens Anton Došen is zelfverwondend gedrag een maladaptieve reactie (abnormaal gezien het ontwikkelingsniveau) op frustraties, stress of ziekte bij mensen met een laag ontwikkelingsniveau. Bij de meeste mensen met een verstandelijke beperking en zelfverwondend gedrag wordt vaak een emotioneel ontwikkelingsniveau gevonden van lager dan 6 maanden (adaptatiefase). In deze fase kennen mensen nog niet goed het verschil tussen zichzelf en een ander. Als een andere persoon stress veroorzaakt, slaan mensen met een laag emotioneel ontwikkelingsniveau soms zichzelf in plaats van de ander.
Zelfverwondend gedrag kan bij mensen met een laag emotioneel ontwikkelingsniveau een signaal zijn dat er niet goed wordt ingespeeld op de emotionele behoeften die de persoon heeft.
Problemen met communiceren
Net als probleemgedrag in het algemeen wordt zelfverwondend gedrag in een aantal gevallen beschouwd als een vorm van communicatie, bijvoorbeeld bij mensen bij wie het expressieve taalgebruik achter blijft bij de receptieve taal.
Psychiatrische stoornis
Zelfverwondend gedrag kan een symptoom zijn van psychiatrische stoornissen, zoals psychose, depressie en paniekstoornissen. Sommige wetenschappers zijn zelfverwondend gedrag als een compulsieve stoornis.
Biologische basis
Ook kan zelfbeschadigend gedrag ontstaan als reactie op lichamelijke klachten zoals zure reflux of oorpijn. De vijf eerder genoemde syndromen berusten op genetische afwijkingen die tot hersenbeschadigingen leiden. Ook kunnen stofwisselingsstoornissen een rol spelen bij het ontstaan van zelfverwondend gedrag.
Als het zelfverwondend gedrag wordt veroorzaakt door psychiatrische stoornissen of medische problemen dan kan medicatie of een medische ingreep een goede interventie zijn. In andere gevallen kunnen aanpassingen in de omgeving of in de begeleidingsstijl helpen het probleemgedrag te verminderen.
In het boek over zelfverwondend gedrag, dat het CCE in 2011 heeft gepubliceerd, staan in het hoofdstuk over interventies allerlei adviezen voor het behandelingsproces. In het boek worden enkele interventies genoemd zoals Gentle Teaching, de Ervaringsordening, Functionele Communicatie Training en op de leertheorie gebaseerde interventiemogelijkheden.
Anton Došen heeft een ontwikkelingsgerichte interventiestrategie ontwikkeld. Met deze strategie stelt behandelaren in staat om een behandeling te ontwerpen die aansluit bij het emotionele niveau van de cliënt. Deze ontwikkelingsgerichte strategie is zeker belangrijk als zelfverwondend gedrag wordt veroorzaakt door over- of ondervragen. Došens strategie is heel goed te combineren met relatiegerichte methoden zoals FloorPlay, Contactgericht Spelen en Leren en Gentle Teaching.
FORTIOR is gespecialiseerd in het organiseren van trainingen voor professionals die werken met mensen met een verstandelijke beperking. Bekijk hier ons volledige aanbod
Bronnen
Došen, A. (2014). Psychische stoornissen, probleemgedrag en verstandelijke beperking. Een integratieve benadering bij kinderen en volwassenen. Assen: Koninklijke Van Gorcum BV. (vijfde herziene druk). ISBN 9789023252498. Blz 208 -216.
Hendrikse, B., Heuvel, J. van den en Gosenshuis, G. (red.). (2011). Zelfverwondend gedrag aan banden. Diagnostiek, interventie en evaluatie bij ernstige zelfverwonding bij kinderen met een (zeer) ernstige verstandelijke beperking. Centrum voor Consultatie en Expertise. ISBN 9789080768406.