Jaap, andragoloog, werkte van 1981 tot 1991 in de verslavingszorg. Van 1991 tot 1999 was hij hoofd preventie bij de Riagg in Haarlem. Sinds 2000 is hij als senior-onderzoeker werkzaam bij GGZ inGeest, partner van het VUMC (inmiddels een onderdeel van Amsterdam UMC). Vanaf 2009 is hij tevens verbonden aan de Hogeschool Leiden, vanaf 2010 in de functie van lector Geestelijke Gezondheidszorg.
In 1995 promoveerde hij cum laude in Utrecht tot doctor in de sociale wetenschappen op een proefschrift over de geschiedenis van de drankbestrijding en alcoholhulpverlening in Nederland. In 2009 promoveerde hij bovendien in Leiden tot doctor in de geneeskunde op een proefschrift over de zoektocht naar de determinanten en mechanismen van psychische stoornissen.
Dagelijks bericht hij op Twitter: @Lectoraat_ggz.
Zelfregulatie is een bijzondere karakteristiek van het psychisch functioneren van mensen. Het heeft betrekking op het zelf reguleren van emoties, motivatie, gedachten en het gedrag. Het stelt mensen in staat hun doelen te bereiken en met anderen samen te werken. Zelfregulatie ontstaat in samenhang met de executieve functies zoals zelfbeheersing, zelfgewaarwording, emotieregulatie, in en tot jezelf spreken, en het verbale en visuele werkgeheugen. Deze functies hangen samen met de rijping van het brein, maar veronderstellen ook processen van sociaal leren.
Mensen met een psychische aandoening of een cognitieve beperking ervaren moeilijkheden in de ontwikkeling van de zelfregulatie, maar dit is gradueel: ook bij beperkingen is er de mogelijkheid van groei op dit vlak.
In mijn inleiding wil ik verduidelijken wat zelfregulatie is en hoe dit samenhangt met de ontwikkeling van de executieve functies, en wat we weten over de mogelijkheden om op dit vlak progressie te bevorderen. Ik vraag specifiek aandacht voor het belang van de reductie van stress om het werkgeheugen zo goed mogelijk te laten functioneren.
In 2013 publiceerde ik een boek over zelfregulatie, ontwikkeling en herstel. Naar aanleiding van dit boek over zelfregulatie heb ik met collega’s op Hogeschool Leiden een methode ontwikkeld om het executief functioneren in kaart te brengen: de ZEEF (staat voor: zelfregulatie en executieve functies). De direct betrokkene is hier de belangrijkste onderzoeker en bepaalt de richting ervan. Het werkt met gekleurde en op elkaar stapelbare blokjes om rondom specifieke items een score vast te leggen. En draadjes om verbindingen aan te brengen. De ZEEF bestaat uit drie stappen: stap één betreft het dagelijkse functioneren, stap twee betreft executieve capaciteiten (algemene vaardigheden), en stap drie betreft executieve functies. We hebben ons laten leiden door de theorie van Barkley zoals beschreven in mijn boek. We weten nog niet in hoeverre de methode ook goed werkt bij mensen met een cognitieve beperking, maar daar gaan we wel ervaring mee op doen. Vooralsnog is er geen dwingende reden om te denken dat het niet zou kunnen.